Hindoeïsme
Het Hindoeïsme is een ingewikkeld geheel van religies waarbij de meest uiteenlopende machten, goden of hogere wezens worden vereerd.
In zoverre is het Hindoeïsme een ’tolerant’ geloof.
Ieder individu kan zelf uitmaken hoe en onder welke naam hij het goddelijke wil vereren.
Hindoeïsme als geheel kent, noch begin, stichter, enige autoriteit in religieuze vragen, noch een organisatie.
Het kent zowel godsdienstige als sociologische, economische en historische aspecten.
Hindoes kennen een godenwereld met een grote godenfamilie.
Ze zijn verschijningsvormen van één opperste goddelijk kracht.
Het topje van de godenwereld is de goddelijke drie-eenheid: Brahma, Vishnu en Shiva.
Brahma is de schepper, maar wordt nog maar weinig vereerd.
Vishnu is de instandhouder.
Hij is vriendelijk en heilzaam.
Shiva is de vernietiger en hersteller.
Een god met positieve en negatieve eigenschappen en een dubbelzinnig karakter.
In het dagelijks leven speelt ook het oude volksgeloof van geesten, demonen, machten en krachten een belangrijke rol.
Wat is het Hindoeïsme?
Het Hindoeïsme is een van de oudste levende godsdiensten ter wereld.
De gelovigen heten Hindoes.
Ze wonen vooral in India, waar het Hindoeïsme is begonnen.
Godsdienst speelt een belangrijke rol in het leven van een Hindoe.
Dit heeft te maken met de manier waarop de mensen leven, met wat ze eten en hoe ze tegen de wereld aankijken.
Eigenlijk noemen de Hindoes hun godsdienst niet Hindoeïsme.
Het woord Hindoe is in de negentiende eeuw bedacht door Westerse geleerden.
Hindoes zelf noemen hun geloof ‘Sanatana Dharma’.
Wat betekent eeuwige leer of eeuwige wet.
Hindoeïsme is een levendig, kleurrijk en soepel geloof dat men op verschillende manieren vorm geeft.
Het ontstaan
Hindoeïsme is een ongewone godsdienst doordat het geen stichter heeft, geen centraal gezag en geen heilig boek.
Het ontstaan begon vierduizend jaar geleden in het dal van de Indus in Noordwest India.
De naam ‘Hindoe’ is dus verwant met het woord “Indus”.
Bovendien hebben archeologen beelden gevonden, die een vroegere afbeelding laten zien van de grote Hindoegod Shiva.
In ongeveer 1500 v.Chr. vielen Ariërs uit Centraal Azië Noord India binnen.
Ze brachten hun eigen geloof mee.
Hun ideeën vermengden zich met het geloof van de van de bewoners van het Indus dal.
Hindoes vereren nog steeds enkele Arische goden, zoals Agni, de God van het vuur.
Ze lezen nog steeds Arische heilige teksten, zoals de Rig Veda.
De meeste Hindoes wonen in India, maar er leven ook grote Hindoe gemeenschappen in Nepal, het Midden Oosten, Fiji en Mauritius.
Tegenwoordig hebben zich over de gehele wereld Hindoes gevestigd, ook in Nederland.
Het geloof van de Hindoes
Hindoeïsme is een manier van leven met een zeer gering aantal verplichte geloofspunten.
Het kan op allerlei manieren worden vorm gegeven.
Sommige Hindoes bidden iedere dag, anderen bijna nooit.
Bidden en tempelbezoek zijn niet verplicht.
Aan iedereen wordt overgelaten zelf te beslissen, wat de beste geloofsbeleving voor hem of haar is.
Alle Hindoes delen diverse gemeenschappelijke geloofspunten.
Hindoes geloven in reïncarnatie.
Want de kwaliteit van je volgende leven hangt samen met de manier waarop men zich in zijn eerdere leven heeft gedragen.
Hindoes geloven in de keten van oorzaak en gevolg van hun daden, wat karma genoemd wordt.
Het kastenstelsel, de indeling in vier klassen:
1. priesters.
2. strijders en adel.
3. handelaren en vaklieden.
4. arbeiders en dienaren.
Deze indeling is een uiting van Karma.
Door zijn wedergeboorte behoort de mens tot een bepaalde kaste.
Doel voor de Hindoes
Het uiteindelijke doel van het leven van een Hindoe is Moksha of verlossing te bereiken.
Moksha is het loskomen van de cyclus van Samsara (geboorte, sterven en wedergeboorte)
Dit is te vergelijken met het Boeddhistische Nirwana.
Hoe beter iedere wedergeboorte, hoe dichter men bij Moksha komt.
Moksha wordt ook gezien als het moment waarop de individuele ziel, Atman, opgaat in de opperste geest Brahman.
Het Hindoeïsme ziet de vele goden als afspiegeling van het ene absolute goddelijke, het Brahman, waaruit alles ontstaat en naar terugkeert.
Deze gedachte vindt men terug in de drie-eenheid van goden of Trimurti.
De drie goden geven elk de drie aspecten van de ene goddelijke essentie weer.
Schepping, instandhouding en vernietiging.
Brahma is de schepper van het universum.
In de oorsprong was deze rol wel belangrijk.
Maar later is de betekenis ervan afgenomen.
Vishnu wordt wel de behouder genoemd.
Als de wereldorde verstoord dreigt te raken, grijpt hij in.
Daartoe komt hij in vele verschijningsvormen (avatar) op aarde.
Shiva maakt alles geschikt voor herschepping, door het oude eerst te vernietigen.
Brahma
Brahma, de eerste van de drie Hindoe drie-eenheid, is de schepper van het heelal.
Hij wordt afgebeeld met vier hoofden die naar de vier windrichtingen kijken.
Meestal rijdt hij op een zwaan of zit op een heilige lotusbloem.
Zijn vrouw Saraswati is de godin van de kunst en het onderwijs.
Brahma heeft vier handen, waarvan hij er altijd één zegenend opheft.
Vishnu
Vishnu is de beschermer van het heelal.
Hij wordt meestal afgebeeld op een adelaar of slapend op een reuzenslang.
Zijn vrouw is Laksmi, de godin van schoonheid en rijkdom.
Shiva
Shiva is de vernietiger van het kwaad in het heelal.
Hij heeft een drietand als symbool van de vernietiging.
Op zijn voorhoofd draagt hij het derde oog van de kennis.
Shiva rijdt op een grote stier, Nandi geheten.
De vrouw van Shiva is de godin Parvati.
Atman = Brahman
Een zeer belangrijke visie binnen het Hindoeïsme is dat God en mens ten diepste één zijn.
Anders gezegd: het diepste wezen van de mens is hetzelfde als het wezen van het universum, ofwel God.
We stellen ons God hierbij niet als een persoon voor, zoals dit in de Christelijke traditie het geval is, maar veel meer als een kracht, een aanwezigheid.
Binnen het Hindoeïsme heeft deze Goddelijke universele kracht vele omschrijvingen:
Het Ene, het Al, het Alomvattende, Brahman, HET, de Grond van het Bestaan, de Bron, het Zijn of het Zijnde, het Zelf, Liefde, etc.
Zodra Brahman ook in de mens bestaat, heet dit Atman.
Dit is het inzicht waartoe de Hindoe moet komen.
Dus is het een streven naar gelijkwording aan Brahman, ofwel: Atman = Brahman.
Goddelijke lagen
De manier waarop God zich in het Hindoeïsme manifesteert, is een bron van nadenken geweest voor vele goeroes.
Men beschouwt de schepping, wel als voortkomend ‘uit God’, maar de schepping is niet God zelf.
In het Hindoeïsme bestaan vele Goden, die door de mens vereerd worden, zoals: Shiva, Vishnu, Ganesha, Kali, Krishna, Rama.
Voor de Hindoes zijn ze alle persoonlijke godheden.
Het Ene, het Brahman manifesteert zich op verschillende niveaus en op verschillende wijzen.
Maar het hoogste niveau is het Brahman.
Het Brahman is onpersoonlijk zonder vorm.
Dus is het universeel.
Een niveau lager ligt het niveau van de vormen en van de persoonlijke goden.
Deze goden zijn reëel en zichtbaar met daarachter liggend, de hogere werkelijkheid van het Ene.
Het Ene kan soms de naam krijgen van een persoonlijke God, zoals Shiva.
Een van de laagste niveaus is dat van de materie.
Al is dit natuurlijk een van de laagst bestaande niveaus, ook in dit niveau is het Brahman te vinden.
Het Brahman is in alles en overal aanwezig.
Braman is de ‘alles doordringende Kracht’.